Dat punt kwam bij mij ook. Wat er vaak gebeurd als je de diagnose krijgt van een ziekte die je als chronisch of ernstig zou kunnen bestempelen, is dat je wilt laten zien dat je nog meetelt. Je wilt laten zien dat je er nog bent. Dat je er nog toe doet. Dat je alles nog kan doen. Sterker nog, dat je nog veel meer kan dan een ander! Het gevolg is vaak dat je jezelf enorm voorbij gaat lopen. Zo was het bij mij ook. Ik had in die periode veel te veel van mezelf gevraagd. Ik deed veel te veel dingen tegelijkertijd. Was met zoveel dingen bezig. Ik was druk met studie, met bijbaantjes en er moest uiteraard enorm gestapt worden. Het punt waarop voor mij alles anders werd, kwam toen ik met een groep vrienden naar een dancefestival ging. Het zou de dag daarna erg warm worden en het idee was om onze handdoeken mee te nemen en om na het feest, na een nacht dansen, direct door te gaan naar een strand in de buurt om daar de hele dag te ‘chillen’. Zoals ik al schreef, ik had in die periode veel te veel van mezelf gevraagd. Ik was al uitgeput toen de avond begon. We gingen de nacht in en wat ik mij herinner is dat ik mezelf terugvond, letterlijk, aan de zijkant van een grote festivaltent waarin een dj draaide. Ik zat op mijn hurken en volledig onder mijn eigen braaksel. Mijn kleren, schoenen, alles zat onder. Ik kon niet eens meer overeind komen... Dat was het punt waarop je met je armen over elkaar van een afstandje naar jezelf staat te kijken en jezelf de vraag stelt: Zo, is het nu genoeg geweest…?
En dat was het. Vanaf dat moment begon ik wat te doen met het innerlijk weten dat ik had. Ik begon mezelf vragen te stellen. Waarom ben ik ziek geworden? Waarom heb ik juist deze ziekte gekregen? En is er inderdaad niets aan te doen? De volgende stap in het proces was dat ik als een spons informatie begon te verzamelen. Ik begon aan het leggen van mijn eigen puzzel. Ik las enorm veel boeken, sprak met mensen, keek documentaires, volgende allerlei (alternatieve) behandelingen en langzaam maar zeker paste de puzzel steeds beter in elkaar. Wat niet bij mij hoorde liet ik weer los en de dingen waarvan ik voelde dat ze iets voor mij deden integreerde ik in mijn lichaam. Wat ik begon te merken, was dat iedere keer dat ik een inzicht had, iedere keer dat ik iets veranderde in mijn perceptie van overtuigingen en conditioneringen, mijn fysieke lichaam daarop reageerde en dat ik de hoeveelheid insuline die ik gebruikte verder kon afbouwen. Nu moet je weten dat de activiteit in mijn alvleesklier gemeten was toen ik nog niet zo lang diabetes had. De activiteit was nihil. Het orgaan was ‘dood’ volgens de reguliere medische wetenschap. Toen ik de hoeveelheid insuline die ik gebruikte stapje voor stapje steeds verder naar beneden kon brengen, was dit voor mij een magistraal moment dat bevestigde wat ik van binnen voelde en wist! Het orgaan is niet dood en ik kan er zelf invloed op uitoefenen (inmiddels heeft Dr. Bart Roep van het LUMC uit Leiden, die een team van internationale wetenschappers aanstuurt, enkele jaren geleden inderdaad bevestigd dat insuline producerende cellen niet dood zijn, maar ‘slapen’ en zich verborgen houden voor het eigen immuunsysteem dat deze cellen aanvalt). Nogmaals, een magistraal moment.
Inmiddels was de insulinebehoefte van buitenaf zover gedaald, dat ik besloot een lange reis te gaan maken en als ik terugkwam… zou ik de ziekte definitief hebben afgelegd. Na enkele maanden reizen, kwam ik aan in Sikkim. Sikkim is een prachtig staatje in de Indiase Himalaya, ingeklemd tussen Nepal, Tibet en Bhutan. De hoeveelheid insuline die ik gebruikte was op dat moment tot een minimum teruggebracht en ik besloot een trekking te maken. Als ik terugkwam van de trekking zou ik de ziekte definitief afgelegd hebben.
De trekking leek meer op een expeditie dan op een trekking. Met Yaks, dragers en een gids begonnen we aan de tocht. De omstandigheden waren enorm zwaar. De trekking vond op grote hoogte plaats. Het was koud, het sneeuwde en de omstandigheden waren barbaars. Zelfs de gids en de dragers hadden last van de hoogte en de omstandigheden, maar ik voelde me bevangen door een soort oerkracht. Op de derde dag van de trekking zouden we naar de top van een berg op zesenveertighonderd meter lopen, daar de zonsopgang meemaken en dan de rest van de dag verder trekken. Om half vier ‘s nachts stonden we op, liepen naar boven en op het moment van de zonsopgang stonden we op de top. Het weer was slecht, maar op het moment dat we boven kwamen ging de wind wat liggen, weken de wolken uiteen en kwam de zon als een gouden kroon boven de Himalaya tevoorschijn. Met tranen in mijn ogen van het schouwspel, nam ik daar en op dat moment het besluit om de ziekte definitief af te leggen.